Tien jaar na de dood van Gianni Agnelli
Morgen is het exact tien jaar geleden dat de ‘aartsvader’ van het grote Fiat concern, Gianni Agnelli, ten grave werd gedragen. Ondanks dat grootindustriëlen dikwijls worden verguist ten zuiden van de Alpen, was heel Italië op 24 januari 2003 in rouw gedompeld. Fiat is de navelstreng van Italië en als die om wat voor reden dan ook dreigt te worden doorgeknipt, wankelt het hele land.
Honderden Italianen lopen op 24 januari 2003 in Lingotto richting het dak, om L ‘Avvocato de laatste eer te bewijzen.
En wankel was deze fase in ieder opzicht. Al in het voorjaar van 2002, de periode waarin er bij ‘l’avvocato’ prostaatkanker werd geconstateerd, dreigde er zich een ramp te voltrekken voor de kolos van Turijn. Fiat kraakte in al z’n voegen omdat het bedrijf te lang op één paard had gewed. De groep dreigde 100 jaar terug te worden geworpen in de tijd en stond met al z’n fabrieken aan de rand van een faillissement. Fiat had een kleine kans om als zelfstandig automerk verder te kunnen en Alfa Romeo en Lancia stonden op het punt om als embleem in de etalage te worden gezet, voor verkoop aan de eerste de beste bieder. Torenhoge schulden en wanbeleid waren aan de orde van de dag op de dag dat Agnelli stierf. Dat terwijl de grote gepensioneerde baas eind jaren ’90 nog tijdens de viering van het 100-jarige bestaan van Fiat, had gezegd dat hij een grote sprong naar het buitenland voorzag. Fiat zou het ‘Made in Italy’-etiket volgens Agnelli in de toekomst alsnog succesvol elders aan de man kunnen brengen. Gianni Agnelli had gelijk…maar zou het zelf niet meer meemaken.
Dat het land volledig meeleefde bleek uit de duizenden mensen die vanuit heel Italië, zijn baar kwamen bezoeken op het dak van Lingotto (foto boven). In de media werd dagen lang enkel nog over 1 persoon gesproken. Hoewel zijn grootvader wellicht de echte revolutionair was voor de industrie van Italië, is het ‘GA’ waar boeken over zijn volgeschreven. Agnelli had die naoorlogse onvermoeibare spirit, die Fausto Coppi als wielrenner bijvoorbeeld ook had. Hij maakte door zijn houding Italianen trots en gaf hen een nieuwe identiteit, namelijk die van de zo zeldzame ‘Self-Made Italian’ uit het postfascistische tijdperk.
De jonge Gianni Agnelli en zijn opa Giovanni tijdens de oorlogsjaren.
Voor Gianni Agnelli begon zijn loopbaan in 1943, toen hij op verzoek van zijn legendarische gelijknamige opa Giovanni, op 22 jarige leeftijd aan het werk werd gezet in de fabriek (foto boven). Grootvader noemde hem toen al ‘l’avvocato’, wat uiteraard alles te maken had met de rol van nieuwe leider die de oude baas hem toebedeelde. Maar het was oorlog en Gianni was snel volwassen geworden, door zijn deelname in het Italiaanse leger aan het oostfront. Het zijn de roerige nadagen van 20 jaar fascisme en Fiat was als symbool van dat ‘Ventennio’ bijzonder kwetsbaar. Juist in die fase overleed de oprichter van de autofabriek en net na de oorlog in 1946 wezen alle vingers richting de jonge Gianni wat betreft de opvolging. Maar hij voelde er nog niets voor en herinnerde zich in die periode de woorden van zijn eigen opa; “Voordat je echt heel serieus aan het werk gaat, moet je eerst vooral plezier hebben en je hoofd leegmaken.” Daarom antwoordde Gianni toen hij het verzoek van Vittorio Valletta (de rechterhand van zijn grootvader) ontving met de woorden; “Professor, aan u de eer“. Valletta bleef vervolgens 20 jaar aan het roer aan Corso Marconi en bracht Fiat gouden jaren.
Gianni Agnelli was pas in 1966 aan de beurt om het roer over te nemen. Valletta had juist een megadeal getekend in Moskou, het zogenaamde akkoord van Togliattigrad, voor de bouw van Russische versies van de Fiat 124. Lancia werd in die periode voor een habbekrats overgenomen en Magneti Marelli werd ook onderdeel van Lingotto. Men begon een samenwerking met Citroën. Toch was de echte grote groei van het concern al achter de rug. Agnelli mocht de strijd aangaan met vakbonden en toenemende linkse politiek, met als dieptepunt de hete herfst van 1969. Ondanks dat ging het goed met Fiat, want drie op de vier auto’s op de Italiaanse wegen droeg het logo van de firma uit Turijn. Talloze werkelozen uit het zuiden vonden werk aan de voet van de Alpen. Fiat produceerde 1,7 miljoen auto’s in het jaar dat Gianni werd aangesteld. Vijftien jaar eerder kwam de teller niet boven de 50.000 stuks.
De grote staking van 1980 waarbij 40.000 man op de been was door de straten van Turijn.
Agnelli kreeg als zware taak het bedrijf te moderniseren, ten koste van banen. Bovendien volgde de oliecrisis. Het nieuwe Italiaanse kapitalisme was een feit. Agnelli liet zich adviseren door Enrico Cuccia, bankier van Mediobanca. Samenwerking met andere industriëlen en bankiers werden steeds belangrijker, om het erfgoed van Gianni’s opa geheel op poten te houden. Daarom werd Gianni in 1974 voorzitter van de Confindustria. Agnelli zocht ook naar de ideale dialoog met vakbonden, om de negatieve spiraal van talloze stakingen zoveel mogelijk te doorbreken. Maar ondanks hoopvolle overeenkomsten, zat vooral het economische klimaat Agnelli tegen. In en rond Turijn steeg de werkeloosheid en de berg onverkochte auto’s stapelde zich steeds verder op. In het bedrijf zelf heerste een klimaat van totale wanorde.
L’Avvocato probeerde orde op zaken te stellen en deed dat na een mislukte poging met Carlo de Benedetti, met Cesare Romiti, op aanraden van Cuccia. Wat volgde was een periode waarin financieel bijna alles misging bij Fiat en werknemers vaak lang moesten wachten op hun loon. Er werd geld geleend bij een Libische bank en de concurrentie begon het grote Fiat in te halen. In 1980 volgde echter de ommekeer, gemarkeerd door een mars van 40.000 protesterende werknemers door de stad Turijn (foto boven).
Agnelli en Ghidella bij de F1, gedurende de periode van grote bloei voor het Fiat-concern.
Dat Fiat vervolgens een sprong tot hernieuwd succesvol internationaal autoconcern maakte, bleek uit de modernisering van het bedrijf en de presentatie van de moderne Fiat Uno in het Amerikaanse Orlando in 1983. In samenwerking met Mediobanca was er ook weer voldoende geld in kas. Fiat begon met nieuwe overname’s van diverse Italiaanse bedrijven zoals Galbani en Alfa Romeo. Er was bijna een mondiale joint venture met Ford. De familie Agnelli maakte in 1987 de gang naar de beurs. Er kwam een breuk met de Libiërs en Turijn richtte zich op de VS. Er ontstond een nauwe band met bankiers als David Rockefeller en politici als Henry Kissinger. Deze laatste werd zelfs fanatiek voetbalfan van Juventus, de club van Lingotto.
In 1989 kwam het financiële hoogtepunt voor Fiat, dat onder leiding van Vittorio Ghidella (foto boven) naar grote hoogte was teruggebracht. Fiat was qua cijfers het vijftigste bedrijf in de wereld en opnieuw de top van auto producerend Europa dankzij innoverende modellen. Wat volgde was een typisch Italiaans drama, waarbij de opnieuw aangestelde Romiti de succesvolle top van Fiat ontmantelde. Voormalig CEO Ghidella werd door Romiti als eerste ontslagen omdat hij te dominant en egocentrisch zou zijn. Het begin van een ordinaire machtsstrijd, dat Agnelli later typeerde als een zeer verwarrende periode. Fiat werd een naar binnen toe gekeerd bedrijf, dat zich meer bezig hield met politiek dan met het ondernemen tot ver over de grenzen. Het is symptomatisch voor de hele door corruptie geplaagde Italiaanse industrie in die periode. Agnelli stond lijnrecht tegenover Romiti en Cuccia. Mannen waar hij in grote mate van afhankelijk was geworden. Zij werkten ook broer Umberto Agnelli het bedrijf uit in ruil voor nieuw kapitaal. Op papier steunde Agnelli de beslissingen van Romiti, maar het is geen geheim dat de inmiddels oude Gianni hem het liefst persoonlijk de laan uitstuurde. De inmiddels verslechterde band met Mediobanca kwam tot een climax, toen in 1995 de alliantie Supergemina flopte. Wat volgde was een breuk tussen Fiat en Mediobanca.
Dankzij de nodige staatssteun en de introductie van de Punto, heeft Fiat gedurende de eerste jaren ’90 nog aardig kunnen overleven, maar wat naderde was de totale neergang. De concurrentie uit Duitsland had al sinds de val van de muur een definitieve voorsprong genomen. Gianni Agnelli trok zich op 11 december 1995 officieel terug op 75 jarige leeftijd. Toch kon hij die business, waarover hij zei dat het inmiddels de moeilijkste ter wereld was geworden, niet echt loslaten. Daarom bleef hij actief achter de schermen. In een speech in 1999 toen Fiat 100 jaar bestond en men aan de vooravond stond van een akkoord met GM in maart 2000, haalde Agnelli alle herinneringen op. Hij wees op al die hoogtepunten van het naoorlogse Fiat, maar stond ook stil bij de roerige dieptepunten, waarbij Italië gebukt ging onder terreur en economische neergang.
Gianni Agnelli en zijn zoon Edoardo.
Het was voor Gianni Agnelli het begin van een moeilijk fase waarin hij zijn zoon Edoardo (vernoemd naar de vader van Gianni, foto boven) moest begraven. Edoardo pleegde namelijk zelfmoord. Nadat de politie hem gevonden had onder een viaduct, moest de bejaarde vader bevestigen dat het zijn zoon betrof. Het gaat om een mysterieuze dood waar zelfs wereldreligies zich mee hebben bemoeid, omdat Edoardo als geboren Jood tot de Islam bekeerd was.
De broers Agnelli kijken in de jaren ’80 uit over de grote fabriek van Mirafiori.
Agnelli verdedigde Fiat tot zijn laatste snik. Vlak voor zijn dood ontkende hij in een interview met Financial Times in alle toonaarden dat General Motors Fiat zou kunnen opslokken. Op zijn sterfbed kon hij alsnog zijn broer Umberto aanwijzen als officiële opvolger. Zijn inmiddels oude broer had nagenoeg hetzelfde meegemaakt, aangezien zijn zoon Giovanni Roberto in 1997 aan de gevolgen van kanker is overleden. Overigens heeft ook zus Susanna altijd een belangrijke ondersteunende rol gespeeld. Umberto kon zich slechts 15 maanden ontfermen over Fiat, want hij werd dodelijk ziek en stierf in 2004. Luca Cordero di Montezemolo volgde hem op en Umberto’s zoon Andrea is voorzitter van Juventus. Sergio Marchionne werd aangetrokken als CEO, die vervolgens Fiat uit het dal loodste richting een definitieve mondialisering. Kleinzoon John Elkann (zoon van dochter Margherita) verwezenlijkte intussen een nieuwe sterke overkoepelende groep in de vorm van Exor (voorheen Ifi en Ifil). Precies zoals zijn opa zich dat wenste, maar daar helaas niet in slaagde tijdens zijn laatste jaren als eerste man van het totale bedrijf Fiat.
Boeiend artikel.
Mooi overzichtelijk artikel. Hieruit blijkt nog maar eens hoe nefast Romiti is geweest voor Fiat. Ik vraag mij nog steeds af hoe anders het zou geweest zijn moest Ghidella bij Fiat zijn gebleven…