Kan de Italiaanse auto populair worden in Amerika?

De Amerikaanse automarkt is groot en dynamisch.

Een van de redenen waarom FGA via Chrysler haar toekomst als zelfstandige autobouwer juist in de VS wil veilig gaan stellen de komende jaren. Een gewaagd plan dat alleen lukt als Chrysler weer kan bloeien. Nu is dat laatste een kwestie van opnieuw weten te overtuigen. Dat is moeilijk maar niet onmogelijk. Maar we zien ook dat Marchionne juist de Italiaanse merken zelf een prominente rol wil gaan geven in de VS, nota bene ten koste van het inheemse Chrysler. Is dat niet even kansrijk als een toneelspeler die een enkeltje Hollywood boekt in de hoop daar een wereldberoemde filmster te worden? We blikken vooruit nu het bijna een jaar geleden is dat FGA de grote deal sloot door Chrysler LLC een reddingsplan aan te bieden.

In principe is de combinatie Italo-Amerikaans over het algemeen een hele goede. Met name in de grotere steden is dit te danken aan de grote hoeveelheid gelukzoekers die ooit naar de VS afreisden voor een betere toekomst. Wat dat betreft stapt Marchionne op dezelfde manier de VS binnen. Dat kan het nodige succes opleveren. Nergens is de Pizza zo populair als in New York, en de mode uit Milaan zo geliefd als aan de West Coast. De griezelige romantiek van Capone en Soprano’s, Robert de Niro, Al Pacino, Columbus en Italo-Amerikaanse brandweer en baseball helden… Het hoort allemaal met succes bij de Amerikaanse cultuur. Kan dat ook met auto’s?

Tot nu verstaat men de taal van de daadkrachtige CEO zeer goed. Marchionne wordt kritisch maar ook vol bewondering gevolgd door Amerikaanse media, industrie en analisten. Toch ligt de lat nog steeds hoog. Ondanks dat Ferrari inmiddels al decennia lang volop erkent wordt en Maserati de laatste jaren trots kan zijn op wat het daar heeft bereikt. Die andere Italiaanse merken moeten na hoogst twijfelachtige pogingen namelijk bij nul beginnen. Een moeilijke opdracht op een markt waar het buitenlandse product synoniem staat voor de betere kwaliteit dankzij Duitse en Japanse bedrijven als BMW en Toyota. Lancia staat in deze gelijk aan Chrysler, dus hoeft men daar niet perse kennis te nemen van het mooie luxe merk uit Turijn. Tenzij daar ooit nog een Fulvia als Lancia op de markt zal verschijnen maar die kans achten wij zeer klein. Want een nieuwe Fulvia is sowieso een prachtig utopisch idee die nooit werkelijkheid lijkt te worden. Fiat is het merk dat het juist nu stap voor stap moet gaan waarmaken eerst. Alfa Romeo ligt in het verlengde van dat plan voor herintroductie. Maserati krijgt volgens het plan tot 2014 extra input in de vorm van een grote Italiaanse zakelijke auto in het E segment.

‘Fix It Again Tony.’ Net als in Europa, loopt de Italiaanse autoindustrie voor massamerken ook in de VS nog altijd tegen het ‘roestspook’ (en allerlei andere mechanische problemen) aan. Mooi en origineel die Italiaanse  auto, maar verre van perfect. Vakkundige Italiaanse innovaties sneeuwen daarbij -vaak ten onrechte- telkens onder. In Europa komt men er langzaam van terug, maar aangezien de laatste Fiat’s en Alfa’s op Amerikaanse bodem nog uit een minder succesvol decennium stammen, is er in de VS een nog veel langere weg te gaan.

De geschiedenis van de Italiaanse auto in Amerika gaat terug tot 1908. Het jaar waarin Ford met de ‘T’ voor het eerst een massaproduct maakte van de automobiel. Fiat was een jong bedrijf met veel potentie. In 1910 bouwde de Italiaanse firma in New York zelfs een fabriekje. Vooral vrachtwagens voor het Amerikaanse leger rolden daar van de band in een tijd dat beide landen duidelijk bondgenoten waren. Fiat verdween vervolgens weer doordat de Amerikaanse bedrijfstak opging in Duesenberg. Pas na de tweede wereldoorlog probeerden Fiat, Lancia, Maserati en Alfa Romeo het opnieuw met wisselend succes. Vooral de exclusieve niet in serie gebouwde modellen van verschillende beroemde carrosserieontwerpers werden wel bewonderd. Op het gebied van massaproductie wisten alleen de Fiat 500 en Autobianchi Bianchina iets meer door te dringen op de Amerikaanse markt. Ook de in grotere series gebouwde Lancia Aurelia genoot een redelijk hoog aanzien.

Maar de culturele verschillen tussen het Italiaanse en het Amerikaanse massaproduct waren te groot en werden alsmaar groter. Terwijl de Mediterrane opvatting over een plezierige rit heel erg verschilt van de Amerikaanse visie, is het ook nog eens zo dat de Amerikaans markt destijds ver voor lag op de Europese als het gaat om productie en verkoop. Op het oude continent werd het nog lang als een exclusiviteit gezien die vele vormen aan kan nemen. In de VS waren het vooral hoge aantallen en nauwelijks te onderscheiden grote modellen die voor bijna elke Amerikaan bereikbaar moesten zijn. Een heel ander uitgangspunt dan het door oorlog verwoeste Europa dat zo goedkoop mogelijk kleine auto’s aan de man probeerde te brengen bij een nog relatief kleine groep mensen.

Dat cultuurverschil is tot in de jaren ’80, ’90 en soms zelfs vandaag nog voelbaar. Een typerend voorbeeld is de bekerhouder die nog lang wegbleef uit de Europese auto. De Amerikaan zag en ziet zijn auto als een rijdende woonkamer waarin je alles kunt voortzetten wat je thuis ook doet. Fiat sprong hier in de jaren ’70 al op in met de Ritmo. De Amerikaanse versie heette ‘Strada’ en had een ‘flessenhouder’ onder de voorste stoelen. Maar de laatste jaren is er vooral in de grotere Amerikaanse steden een cultuuromslag gaande. Aangezien de Europese autoindustrie inmiddels de toon bepaald, is juist op die plaatsen de Europese standaard de norm aan het worden. Toch zal er nog veel water door de haven van Manhattan stromen voordat men echt volop gewend zal zijn aan een Fiat 500. Maar ook het feit dat een dealer één, maximaal twee merken verkoopt, is voor veel Amerikanen nog een vreemd fenomeen. Vroeger moesten Fiat en Alfa Romeo hun producten toevertrouwen aan dealers en servicepunten van allerlei Amerikaanse merken. Om problemen tegen te gaan was er bijvoorbeeld het A.R.D.O.N.A (Alfa Romeo Dealers Of North Amerika) in samenwerking  met Chrysler. Dit bedrijf ging echter op dramatische wijze failliet.

Kan een auto als de 500 slagen? Zeer zeker. Amerikanen zijn best gevoelig voor nieuwe trends zolang de aanpak van de fabrikant consequent is en wordt toegepast met gevoel voor originaliteit en innovatie. Twee redelijk goede voorbeelden uit het verleden zijn de 124 Spider. Daarvan werden 168.000 verkocht in de VS van de in totaal 200.000 geproduceerde exemplaren. Andere karakteristieke modellen zijn natuurlijk de Fiat X1/9 en de Alfa Romeo Spider Duetto. En als de auto niet zo kwetsbaar was geweest had ook de Alfa 164 het erg goed gedaan. Deze door elektronische problemen geplaagde zakelijke sedan had verder alles wat een Amerikaans hart gebeert. Van binnen en buiten lag de 164 erg goed bij de Amerikanen. Bovendien kon men van alles kwijt op en in het grote hoekige dashboard van de luxe Alfa.

Maar 1995 is lang geleden. Fiat is nog langer weg, om niet te spreken van Lancia. Toch is het misschien een klus die veel beter te doen is vandaag, dan al die jaren ervoor.  Tegenwoordig wordt de Italiaanse auto heel anders gebouwd en kent de Amerikaanse markt heel andere kopers. De 500 zal bij de betere dealers in de grotere steden als nieuwste trend op het gebied van kleine ‘urban car’ worden aangeboden. Concurrent van de Mini en de Smart. En sinds de meer dan enthousiast ontvangen 8C Competizione, is er veel potentie voor nieuwe Alfa’s uit het compacte middelgrote segment.

Een ding is wel zeker… Het is nu of nooit voor de Italiaanse autobouwer.

[nggallery id=318]

Deel dit artikel:

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.