Fiat 501: symbool van het moderne vooroorlogse Italië
In navolging van ons La Grande Storia hoofdstuk over de vroege productiejaren van Fiat, zoomen we nu even in op de omslag naar massaproductie van het volksmerk uit Turijn. We schreven onlangs over een succesvolle periode aan de Corso Dante Alighieri, waarin vooral de periode van de Eerste Wereldoorlog de productie uit zijn voegen deed groeien. Na gesprekken met Henry Ford die reeds in 1912 plaatsvonden, nam Fiat vanaf de Grote Oorlog een aanloop richting massaproductie vanaf een nieuwe locatie in stadsdeel Lingotto. De productiestart in het nieuwe grote complex, dat tot op de dag van vandaag het hoofdkwartier is van Fiat SpA, ging gelijk op met het begin van de Fascistische republiek van Benito Mussolini begin jaren ’20.
Productie van de Fiat 501 in Lingotto.
In het jaar dat de het verdrag van Versailles werd getekend, presenteerde Fiat de 501. De productie in grote aantallen van deze eerste moderne volksauto van Italië , liet echter nog op zich wachten tot 1923, maar begon al mondjesmaat in een fabriek die nog niet af was. In 1923 opende koning Vittorio Emanuele III vervolgens het voltooide hypermoderne complex van 153.000 m² en vijf verdiepingen, met testbaan op het dak. Er werden veel grotere aantallen geproduceerd in steeds kortere tijd, dankzij een efficiënt assemblagesysteem waarbij in etappes gewerkt werd en de auto in delen in elkaar werd geschroefd volgens Amerikaans systeem (Time and Motion system). Fiat groeide dankzij deze aanpak al voor de crisis uit tot een van de grootste producenten ter wereld en bouwde in de jaren ’30 zelfs een nieuwe grote fabriek even ten zuiden van Lingotto.
httpvh://youtu.be/OZAHAAZkB5c
Het getal 500 heeft dus al vanaf de eerste jaren van productie aan de lopende band, een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Fiat. Begin jaren ’20 was Fiat niet de enige Italiaanse producent dat lichtere personenwagens produceerde met kleinere motoren. Prince, Temperino en Fod lanceerden namelijk soortgelijke producten maar konden Fiat al snel niet meer bijbenen. Voor de Eerste Wereldoorlog produceerde Fiat van de populaire ‘Zero’ binnen drie jaar tijd zo’n 2200 stuks. In een vergelijkbare periode vanaf 1923 werden er van de 501 echter al 67.710 stuks geproduceerd. Een cruciale schaalvergroting voor het steeds dominantere Fiat.
Agnelli achter de nieuwe premier Mussolini, bekijkt begin jaren ’20 de nieuwe fabriek in Lingotto.
Net als bij ieder andere stevige productietoename en automatisering in de geschiedenis van het merk, ging het succes gepaard met hevige protesten en stakingen, waarbij het kantoor van Giovanni Agnelli zelfs werd bezet door rode brigades (1919-1920). Het werd het ‘Biennio Rosso’ (rode tweetal jaren) genoemd. Een zeer roerige revolutionaire periode, waarbij veelal veteranen hun rechten opeisten en om hogere lonen vroegen. Geweld en hevige confrontaties waren aan de orde van de dag. Uiteindelijk greep Mussolini na de mars op Rome de macht en keerde het tij in het voordeel van ondernemers en dus ook van Fiat. Agnelli was echter maar gematigd aanhanger van het Fascisme en vroeg zich af ‘ wat deze Mussolini nu precies wilde’. In diezelfde periode werd de grote Fiat-baas tot senator verheven door premier Giolitti voordat deze van de troon gestoten werd door ‘il Duce’. Agnelli was Italië’s belangrijkste industrieel en bleef dat ook na een bloederige machtswisseling in de Senaat.
Mussolini en Agnelli tijdens de bekende redevoering op Lingotto. De voortvarendheid van een sterk Italië midden in een mondiale crisis werd uiteraard benadrukt tijdens een speech. Een paar jaar later had ‘il Duce’ tijdens de opening van Mirafiori, veel minder succes en kwam er ook veel gemor vanuit het publiek. Mussolini hekelde vanaf dat moment de arbeider van Turijn.
httpvh://youtu.be/MfEQ9T8WcF8
De Fiat 501 kon 10 km afleggen op een liter brandstof en haalde een top van 70 km per uur. Het populaire model werd ‘de bliksemschicht van de koning’ genoemd, in het Italiaans ‘La saetta del Re’. Dit vanwege het feit dat de auto in eerste instantie alleen nog dienst deed als vervoermiddel voor het Italiaanse koninklijke leger (Regio Esercito), waar Fiat nog altijd hofleverancier van was (Fiat bouwde inmiddels ook techniek voor vliegtuigen en schepen). De 501 werd in in 1919 op de autosalon van Turijn gepresenteerd. De 501 vormde de eerste opstap naar nog veel grotere productie-aantallen in de jaren ’30 en werd tot 1926 gebouwd. Zo’n 66.860 exemplaren rolden uiteindelijk van de band met verschillende carrosserieën zoals de Berlins Sport, Torpedo, Taxi en Coloniale. Bertone kreeg tevens de opdracht om een exotische sportwagen te bouwen in de vorm van de 501 Sport Siluro Corsa. De laatste versie van dit circuitmodel had al remmen op de achterwielen.
Fiat 501 Torpedo.
De standaard 501 had een 1460 cc viercilinder in lijn motor met een maximaal vermogen van 23 pk bij 2600 toeren/min, een benzinetank van 40 liter, transmissie met 4 versnellingen met pook aan de zijkant. De Fiat 501 woog 1000 kg, was 3,85 m lang, 1,48 m breed en 1,82 m hoog.
Filmpje over de nieuwe Fiat 503, die als opvolger van de 501 klaar was om de markt te bestormen. De 503 had een nieuwe ophanging en hydraulisch remsysteem. In twee jaar tijd werden er zo’n 45.000 stuks gebouwd;
httpvh://youtu.be/d6k4Mdu5ItI