Cassino vreest ‘ontmanteling’ fabriek en regionale toeleveringsindustrie
Onzekerheid neemt toe ondanks hoogwaardige productie en toekomstig productieplan.
Italianen zijn vaker dan ons melancholisch van aard. De reden voor het terugverlangen naar vervlogen betere tijden, is echter vaak vanwege actuele urgente situaties. Neem nou Cassino. Daar worden inmiddels hoogwaardige auto’s van de merken Maserati en Alfa Romeo gemaakt en toch is men er niet bepaald gerust op. In en rond de fabriek, die vanaf de jaren ’70/’80 regelmatig gemoderniseerd en uitgebreid is, voelt men momenteel de afstand met de eindverantwoordelijken groeien.
Ook de politiek bemoeit zich volgens sommigen steeds minder met de toekomst van deze grote speler in de Automotive industrie. Er worden de laatste tijd bovendien delen van de fabriek ontmanteld en verkocht aan andere partijen. Mensen die al jaren werkzaam zijn in en rond het complex, zeggen dat wat in de volksmond nog altijd de grote FIAT-fabriek wordt genoemd, in stilte kleinschalig wordt gemaakt. De autofabriek van formaat, zoals deze in Turijn en Cassino te vinden zijn, houdt geleidelijk op te bestaan. In de hoofden van de mensen weegt dat feit zwaarder dan de belofte van de productie van elektrische auto’s.
De vrees voor verdere leegloop.
In deze zone is door de mensen hard geleden tijdens de tweede wereldoorlog. Op die as heeft men een grootschalige en vruchtbare industrie opgezet. Ooit met 12.000 werknemers (ten tijde van de FIAT 126 en 131) en vandaag met nog maar 3000. Sommigen beweren nu al dat onder Marchionne alles beter was. Er waren toen uiteraard ook mindere periodes voor Cassino en ook toen al liep het aantal werknemers stelselmatig terug. Maar nu wordt er gemiddeld nóg minder gewerkt en is er bovenal geen lijntje meer met de eindverantwoordelijken.
Er worden besluiten genomen ten koste van het werkklimaat. De verkoop van onderdelen aan partijen die niets met de industrie te maken hebben maakt mensen erg ongerust. De elektrificatie gaat ten koste van duizenden banen in de toelevering (zie Marelli) en uiteindelijk in de autofabriek zelf. Wat ook zorgen baart is dat kennis en ontwikkelingscentra van Stellantis in Italië (zoals die in Turijn), verkast worden naar Frankrijk. Een ander terugkerende thema is het uitblijven van een grote batterijfabriek op Italiaanse bodem. Dit zorgt dat er onder ander voor dat er steeds meer getwijfeld wordt of het geruststellende aantal van 1 miljoen in Italië geproduceerde auto’s op jaarbasis wel daadwerkelijk gerealiseerd zal worden.
Tsja, dit roep ik al vanaf het eerste moment dat FCA en PSA samengingen. Stellantis is een Frans bedrijf met Franse auto’s. Kijk wat er met Opel is gebeurd. De Italiaanse auto is op sterven na dood. De merken zijn er nog, de ziel niet meer. Zie de Fiat 600, de aanstaande kleine SUV van Alfa. Eenheidsworsten zijn het en geen schroefje is Italiaans.
Geen verrassing. Fransen blijven Fransen, ook met de Portugese Tavares, Britse Jackson of Italiaanse Imparato aan het stuur. Die hebben allemaal het Franse virus dik onder de leden.
De bijl hangt al boven Alfa Romeo, Lancia en Abarth. Rare plannen: 2030 als ‘decision year’ maar pas in 2028 een redelijk gamma of zoals hier nu al de kenniscentra leegtrekken. Die specialisten gaan ongetwijfeld naar Peugeot of een Chinees avontuur. Onbetrouwbaar, incompetent en bovenal chauvinistisch. Dat zijn de Fransen, Franse mannelijke managers voorop. Zie bijvoorbeeld die zonnekoning van Fiat, Olivier François, weliswaar al jaren bij Fiat maar er verandert fundamenteel geen steek. Straks is het kiezen tussen de submerken als het minder gaat en denk dan niet dat wordt gesneden in de Franse merken. De Italianen en Opel krijgen de klappen.
Tsjonge, wat een stigmatiseren. Haast racistisch. Best een knappe auto trouwens die 600.