Auto-industrie Turijn balanceert tussen angst en hoop

In Turijn wacht men na de mooie aankondigingen over Melfi van afgelopen week, in spanning af wat er precies aangekondigd zal worden op het gebied van autoproductie in de Piemontese hoofdstad. De stad waar ooit de meeste auto’s binnen heel Europa op jaarbasis van de band rolden, heeft in 2012 een ultiem dieptepunt bereikt. Juist hier zit nu de overgrote meerderheid van Fiat’s werknemers gedwongen thuis. Hierdoor zijn sommigen enigszins sceptisch over wat komen gaat. Analisten verwachten zelfs massaontslagen.

Toch wijst vakbondsleider Gianni Cortese van de UIL (Unione Italiana del Lavoro, sociaal democratische tegenhanger van de ultra linkse CGIL) op de plannen die de komende tijd nadere uitleg zullen krijgen en die volgens hem erg degelijk klinken. De vakbond heeft hierbij de steun van Licia Mattioli namens de Unione Industriale di Torino. Zij zegt dat juist het feit dat twee fabrieken (Grugliasco en Mirafiori) in aanmerking zullen komen voor de productie van luxe auto’s, kan duiden op een waardevolle productie met het nodige toekomstperspectief. Volgens Mattioli zal eind januari of begin februari het management in Grugliasco een officiële persconferentie geven hierover.

Hoewel Turijn qua productie een zeer stil 2012 heeft meegemaakt, is men hoopvol over 2013. De export zal namelijk naar verwachting verder toenemen en deed dit over het laatste half jaar al met 4,4%. China wordt daarbij een steeds belangrijkere handelspartner, evenals Brazilië, Amerika en Rusland. De crisis is echter nog lang, aldus Mattioli. Ook buiten Turijn heeft men het moeilijk. Van de vijf Piemontese bedrijven gaat er telkens 1 failliet. Daarom zal de regio zich vooral richten op het redden van bestaande bedrijven die ten onder dreigen te gaan.