Alfa Romeo en Autodromo di Monza; een gezamenlijke geschiedenis
Autodromo di Monza net na de voltooiing in 1922 vanuit de lucht gefotografeerd
De voortvarendheid van deze periode, komt ook tot uiting in de onconventionele vorm van het Autodromo, bestaande uit twee banen. Een intern wegcircuit van 5,5 km met 7 bochten en een ovaal van 4,5 km met twee extreme kombochten. Beide banen kunnen eventueel afwisselend worden gebruikt of gescheiden. De eerste ronde kwam in de zomer van 1922 op naam van de in die dagen succesvolle coureurs Pietro Bordino en Felice Nazzaro, die met een Fiat 570 de baan hebben ingewijd. Bordino won even later bijvoorbeeld ook de GP van Milaan (1928) die in Monza werd verreden, wat tevens het laatste succes was van Fiat in de Grand Prix. De GP van Italië werd in 1923 op 9 september voor het eerst in Monza gehouden. Een jaar eerder vond dit nog in Montichiari plaats. Men ging gebruik makend van het gehele circuit van 10 km, maar liefst 80 maal rond. Carlo Salamano won uiteindelijk de eerste race met een Fiat 805.
In deze vroege fase, waarin de Italiaanse GP dankzij Monza direct op een hoger podium kwam te staan, was er ook een indrukwekkende impuls dankzij de opkomst van het eveneens Lombardijse Alfa Romeo. Ascari won met de P2 al in 1922 de Targa Florio. In latere jaren won Alfa Romeo ook in Monza, zoals de 8C 2300 van Tazio Nuvolari en Giuseppe Campari in 1931. De Alfa Romeo P3 werd ook winnende auto met Nuvolari en Fagioli achter het stuur. Het eerste ernstige ongeluk viel helaas al in 1928 te betreuren, toen twee auto’s elkaar raakten en daardoor coureur Materassi met zijn Talbot op hoge snelheid over een muurtje in het publiek belandde. Er vielen verschillende doden en gewonden. Coureur Materassi leek de dans in eerste instantie te ontspringen en stapte zelf uit, maar viel uiteindelijk toch neer op de grond en overleed aan inwendige bloedingen.
Als gevolg hiervan werden er veel vragen gesteld over de veiligheid op Monza. Men besloot zelfs om in 1929 en 1930 geen GP te houden. In 1931 werd er na de nodige maatregelen weer gestart en won Nuvolari (foto boven, Nuvolari op Monza in 1932). In 1933 herhaalde Fagioli zoals gezegd het trucje met dezelfde P3. Daarna volgde een rustige periode voor Monza, wat ook nog altijd met het grote gevoel van onveiligheid te maken had. Monza was ook in 1937 niet de thuishaven van de GP, toen Livorno de eer weer kreeg en uiteraard werd er ook in de oorlogsjaren 1939-1945 niet gereden, evenals in het jaar erna 1946. In 1947 werd er in Milaan gereden en dus ook niet op Monza. In 1948 mocht Turijn het proberen wat de GP betreft. In 1949 kleurde Monza gelukkig weer rood en won Ascari in een nieuwe Ferrari. In 1950 was Alfa Romeo ook weer even op indrukwekkende wijze terug met de 158 ‘Alfetta’ en de zege van Nino Farina. Het begin van een lange F1 geschiedenis (vanaf 1951 ook zo genoemd) voor de renstal uit Maranello. Daarna bleef Monza de vaste basis. Alleen in 1980 reed men op Imola.
Alfa Romeo stopte weliswaar in de F1, maar gelukkig niet met het betreden van het Autodromo. In 1963 won de TZ (foto onder) hier de ‘Coppa Fisa’, het was het begin van de nieuwe racedivisie van Alfa Romeo, het inmiddels 50 jaar oude Autodelta. De Giulia Sprint GTA won vanaf 1965 regelmatig op Monza en begin jaren ’70 deed de GTAm dat eveneens. In 1974 en 1975 nam de 33 TT-12 op succesvolle wijze deel op Monza en won de 1000 km duurrace. Deze verpletterde twee jaar achtereen de concurrentie en bracht Autodelta uiteindelijk de wereldtitel. In de jaren ’80 won in Monza ook de 75 Turbo Evoluzione in de Campionato Turismo. Daarna volgden op vergelijkbare wijze overwinningen van de 155 GTA Super Turismo, de 155 TS en weer later de 156 SuperTurismo.
Op Monza wordt ook al decennialang met motoren geracet. Dat is ook het terrein, via welke Alfa Romeo weer thuiskomt in het legendarische Autodromo in het Brianza-gebied. Alfa Romeo blijft de komende jaren namelijk sponsor van het circuit en is zoals bekend Official Safety Car tijdens de FIM SBK World Championship.