De Aurelia B24 Spider: Lancia’s bitterzoete hoogtepunt
Lancia kende voor het einde als zelfstandige fabrikant (tot 1969) van auto’s een naoorlogse periode van bloei, waarin het haar vooroorlogse exclusiviteit probeerde voort te zetten in moderne producten met een hoogwaardige afwerking. Uit de as herrezen van een wereldoorlog en na de dood van oprichter en pionier Vincenzo, deed zoon Gianni Lancia (1924-2014) er alles aan om het merk dat zijn vader stichtte weer op het wereldtoneel te krijgen. Dat gebeurde met een zeer aantrekkelijk nieuw model dat dankzij de expertise van Vittorio Jano en Francesco De Virgilio (die kort na de oorlog de technische leiding in handen hadden bij Lancia. De Virgilio was met een nichtje van Vincenzo Lancia getrouwd) met een V6 werd ontwikkeld. Dat idee van een V6 dateerde reeds van voor de oorlog, maar de beroemde V8 van Lancia werd nog niet zomaar losgelaten. Ook werd er eerst nog ingezet op het gebruik van de basis van de succesvolle vooroorlogse Aprilia (de vormgeving van de Aurelia B10 uit 1950 was geïnspireerd op de Aprilia (Bilux) met Pininfarina koetswerk, 1946-1948), maar Gianni wist dat er een nieuwe stap gemaakt moest worden, wilde men commercieel een stempel op de markt voor luxe personenwagens kunnen blijven drukken. Ook enkele experimenten met een middenmotor achter (A10) werden al vroegtijdig losgelaten. In 1950 brak er uiteindelijk met de naar een Romeinse weg (in plaats van steden uit de Lazio-regio zoals Ardea en Aprilia), vernoemde ‘Aurelia’ een nieuw tijdperk aan voor Lancia. Onder de kap de innovatieve uiterst gebalanceerde V6 in een hoek van 60° (inhoud van 1754,90, een boring van 70mm en slag van 76mm).
Commercieel zat men niet stil in het splinternieuwe hoge hoofdkantoor (1953) aan Via Vincenzo Lancia (26) te Turijn (naast de fabriek in de wijk Borgo San Paolo). De vooroorlogse ambitie om bijvoorbeeld de Amerikaanse markt te betreden werd opnieuw vormgegeven. De Aurelia Spider (daarom ook wel ‘America’ genoemd) vormde het belangrijkste commerciële wapen daarvoor. De B20 Coupé (1952) maakte al eerder naam en faam als alternatief voor de limousine en dankte dit onder andere aan de activiteiten in de autosport.
Maar de B24 kwam behoorlijk laat, wat tekenend was voor het gebrek aan vermogen van de firma. Het waren krachttoeren. De gesloten vierdeurs versie van de Aurelia (die vooral in Italië zelf jarenlang als limousine succes had) werd in 1957 uiteindelijk ook met moeite vervangen door de meer op Amerikaanse leest gebaseerde majestueuze Flaminia. Deze was echter nog exclusiever dan z’n voorganger, waardoor Lancia zichzelf te veel in een hoek voor de allerrijksten plaatste,net als gevolg dat de grote door Vincenzo opgebouwde industrie alsmaar kwetsbaarder werd (in 1950 had Lancia 8000 werknemers en bouwde het 10.000 auto’s en 2000 trucks op jaarbasis). Aan kwaliteit en excellentie werd intussen nooit ingeboet (dat was immers een goede traditie bij Lancia), wat ook typerend was voor de wijze waarop de Aurelia zich verder ontwikkelde. Ook het avontuur in de F1 (met de innoverende D50 uit 1954), heeft Lancia financieel veel kwaad gedaan (met de dood van Ascari als dieptepunt) evenals dure projecten in de Mille Miglia en zelfs de overzeese Carrera Panamericana met de D20 tot en met de D25. De Appia als opvolger van de Ardea was een goede zet daarentegen en leek op de hier besproken beroemde Aurelia, maar dan in kleinere variant. Een vergelijkbare gelijkenis hadden de vroegere Ardea en Aprilia, dus Lancia was wel degelijk gevoelig voor het zoeken naar een vervolg op voorgaande successen. Toch rekende men op grotere aantallen dan die uiteindelijk werden behaald. Hetzelfde gold voor de Aurelia (6) series. De tweede serie met zwaardere 2.5 liter motor (in plaats van 2 liter), maakten de Lancia’s minder sportief en plaatsten ze in een hoek van luxe en comfort die steeds minder klanten betalen konden.
De Aurelia beleefde z’n internationale hoogtepunt dankzij de export naar Amerika die middels de vierde serie (1955) op gang kwam. De Aurelia was inmiddels in niets meer Spartaans te noemen en kostte in die tijd al 2 miljoen lire. Hoewel in Italië iedereen de B24 ‘Spider’ bleef noemen, ging het model juist vanwege de internationale carrière (en wellicht ook omdat Alfa Romeo de Giulietta Spider in 1955 presenteerde) vanaf de vijfde serie in 1956 B24 Convertible/Convertibile heten. Deze was met aangepaste transaxle en cardanas (van de Flaminia) nog comfortabeler (en duurder). Hoewel de te romantische aanpak van ingenieur Gianni Lancia als producent van excellente auto’s en vrachtwagens (mogelijk omdat hij niet onder wilde doen voor zijn meer doorgewinterde vader) al voor de jaren ’60 ervoor zorgde dat Lancia gered moest worden (door de onderneming van Carlo Pesenti in 1958), werd deze mooie vrucht van zijn ondernemerschap, genaamd Aurelia, in 1962 opnieuw wereldberoemd dankzij een glansrol in de film “Il sorpasso” (“De inhaalmanoeuvre”) van regisseur Dino Risi (met Vittorio Gassman en Jean-Louis Trintignant, foto boven). Voor de film werden twee exemplaren gebruikt, waarvan eentje door acteur Vittorio Gassman onherstelbaar werd beschadigd en zelfs een enigszins gelijkende Giulietta Spider gebruikt werd voor bepaalde scènes. Misschien wel symbolisch voor dit hoogtepunt van Lancia genaamd Aurelia. Bitterzoet, hoogte- en dieptepunt tegelijk.
Het was een perfecte en tot de verbeelding sprekende auto, die echter niet goed paste in de opkomende industrie voor de massa. De kosten waren hoog en de opbrengsten te laag. Er werden slechts 761 exemplaren van de B24 Spider gemaakt van 1954-1958. Sommige uiterst comfortabele B20’s werden zelfs omgebouwd tot Spider uit pure commerciële wanhoop, maar dat leverde weinig op. Gelukkig blijft de erkenning van waarde, want samen met de Lancia Delta Integrale, is de Aurelia Spider tot op de dag van vandaag hét Lancia-model dat het meeste oplevert tijdens veilingen. Het overgebleven exemplaar uit de film “Il Sorpasso” helemaal, want deze zal pas vanaf een bod van 900.000 euro naar een nieuwe eigenaar gaan als deze B24S Spider eind deze maand bij veilinghuis Aste Bolaffi onder de hamer zal gaan. Gianni Lancia leek de neergang van het oude door zijn vader opgebouwde imperium niet aan te kunnen zien en vertrok naar Zuid-Amerika. De FFF-Lancia’s (Flaminia, Flavia en Fulvia) konden het tij misschien enigszins keren, vooral dankzij de al even sublieme Fulvia, die vooral als coupé de wereld deed verstommen bij het zien van zoveel uiterlijke en innerlijke schoonheid. De rally-wereld lag vanaf toen bovendien voor lange tijd aan Lancia’s voeten.
[nggallery id=1208]
Mooi artikel! Zonde van wat er met het merk is gebeurd…